De
tweede week: uitgroeien in een nieuwe omhulling
In
deze week nestelt het embryo zich in de wand van de baarmoeder en het
aan de buitenkant gelegen voedingsweefsel groeit hard. De kiemschijf
ontstaat en groeit veel minder hard, daarom komt hij vrij in de ruimte
te hangen. Het verschil in
groeisnelheid is hiervoor verantwoordelijk.
De
innesteling
Het
embryo (de blastula) is in de baarmoeder aangekomen en nestelt zich
in aan de kant van de embryoblast in de wand van de baarmoeder.
Enzymen van het embryo verteren het moederlijk weefsel. Het embryo
gedraagt zich agressief en vreet de baarmoederwand weg en
groeit.
De trofoblast groeit hierdoor snel, zelfs zo snel dat er een
woekerend weefsel zonder celwanden, maar met veel kernen
(syncytiotrofoblast genoemd; syncytio betekent dat de kernen samen in
het weefsel liggen) ontstaat. De ‘gewone’
(cyto)trofoblast (= voedingsweefsel met celwanden) blijft aanwezig
tussen de syncytiotrofoblast en de embryoblast.
In de
syncytiotrofoblast ontstaan openingen, lacunae genoemd, waar
moederlijk bloed doorheen kan stromen, zodat er maar
één wand
tussen moederlijk bloed en embryonaal weefsel is en er maar een
barrière is voor de uitwisseling van stoffen. Ook gaat
embryonaal
weefsel om moederlijke haarvaten en kliergangen heen liggen. Zo kan
het embryo van zuurstof en voeding worden voorzien en kunnen
afvalstoffen worden afgevoerd. Maar kunnen giftige stoffen het embryo
ook makkelijk bereiken.
De moeder geeft in haar eigen
weefsel ruimte aan het embryo. Ze laat een vreemd wezen in haarzelf
toe. Dat is een wonderlijk proces, omdat vreemde wezens (door de
fusie van eicel en zaadcel is het embryo een vreemd wezen voor de
moeder) in het lichaam bestreden worden. Een hormoon van het embryo
(HCG) zorgt ervoor dat de moeder het embryo accepteert.
Op
dag 10 ligt het embryo helemaal in het moederlijk weefsel en wordt er
een prop gemaakt die de wand sluit. Daarmee is de wand helemaal
gesloten. Om het embryo heen ligt de trofoblast, later chorion (=
huid) genoemd, en daaromheen de baarmoederwand.
Ontwikkeling
van de kiemschijf
Aan
de kant van de blastocoel worden van de embryoblast platte, vierkante
cellen afgesnoerd (afb. 12 – 15). Deze cellen worden
hypoblast
(hypo = onder) genoemd. De hypoblast breidt zich naar de trofoblast
uit en bekleedt die. In de embryoblast ontstaat een kleine holte, die
amnionholte wordt genoemd, het dak ervan wordt amnion (= schaapshuid)
genoemd. De cellen die tegen de hypoblast aanliggen worden cylinder-
of langgerekt kubusvormig en deze cellaag wordt de epiblast (epi =
boven) genoemd. Door de vorming van de dooierzak en de amnionholte is
een ronde, platte embryonale of kiemschijf gevormd van twee lagen
(epi- en hypoblast). Aan het eind van de week ontstaat in de
kiemschijf de prochordale plaat.
Ontstaan
van de chorionholte en de hechtsteel
Vanaf
dag 9 wordt het weefsel tussen de trofoblast en de embryonale schijf,
amnion en dooierzak
dikker (afb. 13). Dit weefsel wordt extra embryonaal mesoderm genoemd
(extra = buiten). Een verwarrende naam, omdat het weefsel binnen het
embryo ligt. De naam duidt erop dat het weefsel buiten de kiemschijf
ligt. Doordat de cytotrofoblast en de syncytiotrofoblast veel harder
groeien dan de kiemschijf, gaat dit weefsel scheuren en ontstaan er
holtes (het extra-embryonaal coeloom (= holte)) in, die zich vanaf
dag 12 verenigen tot de chorionholte. De trofoblast wordt nu chorion
genoemd.
De kiemschijf met amnion en dooierzak zit eerst met
de rug vast aan het chorion (dag 12). Deze aanhechting verschuift
naar de stuit (of beter: de plaats waar de stuit zal ontstaan) en
wordt smaller. Deze aanhechting wordt de hechtsteel genoemd.
De
ronde, platte kiemschijf, amnionholte en dooierzak hangen nu als een
in tweeën gedeelde bal aan de hechtsteel vrij in een grotere
ronde
ruimte (de chorionholte) met het chorion als wand.
Grootte
Het
embryo groeit. Aan het begin van de tweede week is het circa 0,3 mm
groot, aan het eind 3 – 3,5 mm. Het is een week tijd 10 x zo
groot
geworden. De kiemschijf is nog klein: 0,5 mm.
Tweelingen
Ongeveer
een op de 90 zwangerschappen betreft een tweeling. Die kunnen
twee-eiig of een-eiig zijn. Twee-eiige tweelingen ontstaan uit twee
bevruchte eicellen, zijn niet hetzelfde en kunnen van hetzelfde
geslacht zijn of niet. Dit betreft 2/3 van alle tweelingen. De twee
embryo’s ontwikkelen zich zoals boven beschreven en hebben
elke hun
eigen amnion en chorion (afb. 16).
Een-eiige
tweelingen ontstaan uit één bevruchte eicel,
meestal doordat er in
de eerste week in de blastula twee embryoblasten ontstaan. Deze
embryo’s hebben een eigen amnion en delen het chorion en de
placenta (afb. 17). Een klein aantal tweelingen ontstaat nog in de
tweede week, na de vorming van het amnion, door splitsing van de
kiemschijf. Zij zitten samen in hetzelfde amnion en delen eveneens
chorion en placenta (afb. 18).
Karakteristiek
In
de eerste week van de ontwikkeling deelde de eencellige zygote zich
in veel kleine en gelijke cellen en ontstonden de morula en
blastula. Aan het eind ontstonden de trofoblast en de embryoblast.
In de tweede week vindt er een omkering plaats, doordat het embryo uit
de zona pellucida
komt, en gaat het embryo groeien. De cellen worden niet nog
kleiner, maar groter. Met name de trofoblast groeit enorm snel, zo snel
dat er
geen celwanden worden gemaakt in de syncytiotrofoblast.
De
nadruk van de groei ligt bij de periferie, de trofoblast. De groei
van het centrum, van de embryoblast, blijft achter, wat duidelijk
wordt door het scheuren van het extra embryonaal mesoderm en het
ontstaan van de chorionholte. Wel zien we daar differentiatie in
amnion en dooierzak, in epi- en hypoblast.
Er is nu weer
interactie met de omgeving, de afgeslotenheid door de zona pellucida
van de eerste week is er niet meer. Het embryo geeft hormonen en
enzymen af en neemt voedingsstoffen op uit het moederlijk
baarmoederweefsel. Het gedraagt zich aggresief doordat het in het
moederlijk weefsel indringt. Daardoor kan het
groeien. De
omhulling van de dichte zona pellucida wordt vervangen door de
omhulling van de voedende baarmoederwand.
Het centrum, de
kiemschijf, is een platte ronde schijf geworden van twee cellen dik,
waar wel een boven en onder zijn, maar nog geen links en rechts. De
schijf heeft nog geen inhoud. Een begin van oriëntatie
ontstaat pas
aan het eind van de week met de hechtsteel.
Tweelingen kunnen,
behalve in de eerste week, ook aan het begin van deze week nog
ontstaan. De kiemschijf is nog deelbaar, daarna niet meer. Het embryo
is dan pas in-dividueel (= on-deelbaar) geworden.
De
ontwikkeling van de eerste week is bij alle zoogdieren gelijk in vorm
en tijd. Nu is dat niet meer het geval, zowel vorm als duur zijn
soortsafhankelijk.
De karakteristiek van deze week is een
omkering van de karakteristiek van de eerste week en is die van de
plant:
- Er
is een enorme groei aan de buitenkant.
- In
het centrum is er geen links en rechts en geen inhoud, de kiemschijf
is plat en rond.
Daarom
heeft het embryo in de tweede week de karakteristiek van de plant en
kan het de “plant-mens” worden genoemd.
Rudolf Steiner
heeft gezegd dat de mens in de tweede week nog niet in het embryo is,
maar er om heen zweeft. Het geestwezen leeft in de periferie, in de
omhulling van de trofoblast.
|
eerste
week |
tweede
week |
ontwikkeling |
deling |
groei
en woekering |
interactie,
communicatie |
geen |
intensief |
tijdsduur |
onafhankelijk
van de soort |
soortsafhankelijk |
weefsels |
geen
differentiatie |
differentiatie |
omhulling |
zona
pellucida |
baarmoederwand |
|
Afbeelding
12. De innesteling in de baarmoederwand
Links op dag 7-8; het embryo ligt aan de kant van de
embryoblast tegen de baarmoederwand aan en de syncytiotrofoblast
breidt zich uit in het moederlijk weefsel (geel-groen). De hypoblast
ontstaat door afsnoering van cellen van de embryoblast (wit).
Rechts
op dag 8-9; het embryo vreet zich verder in de baarmoederwand in, de
hypoblast (platte cellen) heeft zich helemaal naar onder
uitgebreid
en vormt samen met de cytotrofoblast de wand van de blastocoel. In de
embryoblast is de amnionholte ontstaan, de epiblast (hoge cellen)
ligt op de hypoblast en het amnion is gevormd uit epiblast en
cytotrofoblast. De syncytiotrofoblast ligt tegen een moederlijk
bloedvat (haarvat) aan.
Afbeelding
13. De innesteling, vervolg
Links
op dag 9; het embryo vreet zich verder in de baarmoederwand in. De
syncytiotrofoblast woekert in het moederlijk weefsel en gaat om
haarvaten liggen en maakt openingen (lacunae) waar direct moederlijk
bloed door kan stromen. Moederlijk weefsel en bloed blijven
afgescheiden van embryonaal weefsel. De amnionholte ontstaat,
waardoor de twee cellen dikke kiemschijf ontstaat. Het weefsel van de
hypoblast gaat de hele blastocoelwand bekleden, die nu
dooierzak
heet. Tussen dooierwand en trofoblast ontstaat een dik weefsel: het
extra embryonaal mesoderm.
Rechts het embryo op dag 12; het embryo
ligt helemaal in het weefsel van de baarmoederwand. De
syncytiotrofoblast breidt zich snel uit. Het extra embryonaal
mesoderm wordt dikker en er ontstaan holtes in, het extra embryonaal
coeloom.
Afbeelding
14. Het embryo op dag 13 (vereenvoudigd)
De gaten in het
extra
embryonaal mesoderm hebben zich aaneengesloten tot de
chorionholte, de wand ervan heet chorion. De syncytiotrofoblast ligt
nu overal om het embryo heen, het is dikker aan de binnenkant van het
baarmoederlijk weefsel dan aan de buitenkant. De embryonale schijf
zit aan de rugkant vast aan het chorion. Om de hele chorionholte ligt
er syncytiotrofoblast met daarin lacunae met moederlijk bloed. (De
primaire dooierzak die zich van de nu secundair genoemde dooierzak
heeft afgescheiden is weggelaten.)
Afbeelding
15. De kiemschijf op dag 9 (links) en dag 14 (rechts)
Links: Het embryo op dag 9; de kiemschijf is
twee cellagen dik en is rond en plat.
Rechts: het embryo is aan de
rugkant via de hechtsteel verbonden met het chorion en
de cyto- en syncytiotrofoblast. Het hangt vrij in de chorionholte. Aan
de kant
van de embryonale schijf waar het hoofd zal ontstaan ligt de
prochordale plaat.
De epiblastcellen zijn hoog, de hypoblastcellen
zijn plat.
Afbeelding 16. Twee-eiige tweeling
Er zijn 2 zygotes, die
zich innestelen. Zij hebben beiden hun eigen omhulling (amnion,
chorion) en trofoblast.
Afbeelding 17.
Een-eiige
tweeling
Er is een zygote met 2 embryoblasten,
die innestelt. Beide embryo’s hebben een eigen amnion, maar
zitten
samen in hetzelfde chorion.
Afbeelding 18. Een
een-eiige tweeling uit de tweede week
De
embryonale schijf splitst. De embryo’s zitten samen in
dezelfde
amnion en chorion.
Tabel 3. Verschillen van de eerste
en tweede week
Afbeelding
19. De plant of een beeld voor de ‘plant-mens’
(ontleend aan van
der Wal (2003): Hartmann)
De plant streeft
bij zijn groei naar de
periferie en groeit vanuit zijn kiem seizoensafhankelijk naar alle
kanten de ruimte in.
|